VOORKOMEN VERBRANDINGSGASSEN
Het toepassen van een onderdrukbrander heeft als effect dat bij een ongeplande opening in het systeem, er geen verbrandingslucht in de sauna zal komen. Er wordt slechts lucht uit de sauna in de buis gezogen. Hoewel de werking van het systeem als geheel in dat geval minder wordt, zal hier dus geen onveilige situatie ontstaan. In een extreem geval waarbij de buis onderbroken wordt, zal de onderdrukschakelaar in de gasbrander de gastoevoer direct onderbreken.
Veiligheid is een zeer belangrijke factor bij het ontwerp en de constructie van een gasgestookte saunakachel. Hieronder worden verschillende van deze veiligheidsmaatregelen beschreven.
LUCHTDRUKSCHAKELAAR
Allereerst zit in de voeding van de gasbrander een dubbele luchtdrukschakelaar. Pas wanneer er voldoende onderdruk is, zal de gasbrander inschakelen. Wanneer de transportlucht wordt geblokkeerd, wordt de brander uitgeschakeld.
En mocht de ventilator defect raken, om welke reden dan ook uitgeschakeld worden, of een blokkade in het systeem optreden, dan zal de zuigkracht bij de gasbrander verdwijnen en de luchtdrukschakelaar de gasbrander uitschakelen.
VOORSPOELTIJD
Na het inschakelen van de gasbrander zal eerst een voorspoeltijd aangehouden worden. Mochten er zich, door welke oorzaak dan ook, restgassen in de branderbuis bevinden, dan worden deze door de ventilator afgezogen. Dit voorkomt bij het ontsteken van de gasvlam, dat eventuele gasrestanten ongecontroleerd vlam vatten en een steekvlam veroorzaken.
De saunagaskachels zijn als compleet systeem gekeurd volgens Europese normen (EN 419) door het gerenommeerde Nederlandse gas keuringsinstituut “Kiwa”. Op onze gasbranders vindt u het Kiwa CE-keurmerk “CE 0063 CS3981″.
DUBBELE GASKLEP
Het gasblok in de gasbrander heeft twee kleppen. Een open- en dichtklep en één regelbaar. Het defect raken of blokkeren van één spoel zal dus niet tot een ongewenste gasstroom leiden, omdat er een tweede klep is.
IONISATIEBEVEILIGING – UNIEK WERELWIJD
Een ionisatiebeveiliging, welke op de bougie zit, controleert of het gas ook daadwerkelijk verbrand wordt. Indien geen vlam ontstaat of als de vlam uitwaait, koelt de ionisatiepen direct af en zal de gastoevoer afgesloten worden.
TEMPERATUURBEVEILIGING
De saunaregeling bestaat uit een thermostaatregeling met een temperatuursensor en veiligheidssensor. De veiligheidssensor hoort vlak bij de kachel te hangen. Wanneer de temperatuur te hoog oploopt (bijvoorbeeld door een foutieve meetwaarde), zal de temperatuurbeveiliging smelten. Deze fysieke smeltwaarde is ongeveer 120-130 ˚C en zal een onderbreking in het circuit veroorzaken. De saunaregeling zal direct uitgeschakeld worden.
Vaak wordt voor het comfort nog een bankvoeler toegepast. De gemiddelde temperatuur wordt dan als regeltemperatuur genomen.
Onze saunakachel is dus niet alleen een veilig systeem doordat er nooit verbrandingsgassen in de saunaruimte kunnen komen, maar ook een zeer zuinig systeem.
VEILIGHEIDSCONSULE
Op de achterkant van de branderbuis, waarin de transportlucht wordt aangezogen, is een veiligheidsconsole geplaatst. Deze staat in verbinding met een drukregelaar, waardoor er voor een ontbranding nooit gas kan ophopen in de branderbuis. Dat voorkomt een knalgeluid.
Alles bij elkaar is onze saunakachel niet alleen een veilig systeem, want er kunnen nooit verbrandingsgassen in de saunaruimte komen, maar het is ook een zuinig systeem.